Læf

Lef het, de; o en m moed, durf. Laf: bn, bw; -fer, -st 1 niet moedig; bang, lafhartig 2 zouteloos, smakeloos.

In ieder mens schuilen drijvende krachten. Je zou ze drijfveren kunnen noemen. Vaak een onzichtbare hand die je brengt in situaties waarin je je nooit zou hebben gezien. ‘Ik had er alleen van kunnen dromen’ zijn dan uitspraken die je dan hoort. Je drijfveren zorgen dat je enthousiast bent, dat je voor uit gedreven wordt door een passie, verlangen en hoop naar de toekomst. Je bent hierdoor in staat dingen waar te maken die je niet had gedacht. Hier tegen over staan krachten die je tegen houden. Een stemmetje in je zegt dat je het toch niet moet doen. Of laat iemand anders het doen! Laf noemt je omgeving dat. Terwijl jij weet dat je toch, met al het wikken en wegen, zo je best doet om de stap van Laf naar Lef te maken. Lef en Laf strijden om voorrang. Ben je eenmaal over de drempel, heb je je keuze gemaakt en geef je daar aan ook gehoor in termen van verantwoordelijk dan gaat alles schijnbaar vanzelf. ‘Heb ik me daar nu zo druk om gemaakt?’ hoor je jezelf denken. Het moment tussen Lef en Laf zou ik læf willen noemen. Onbewuste mensen noemen het twijfel. Ik noem het een worsteling die soms een seconde, of soms wel jaren duurt. Het is een kantelmoment. Ben je je bewust van deze worsteling en kom je er door heen dan is de voldoening daar. De voldoening van gedaan hebben van wat jij nodig acht, naast datgene wat je bereikt.